Keuze
|
A
B C D I L
O P
S T U |
• Aanwijzing/assignment
|
Het
verplicht afnemen of leveren van de onderliggende waarde van een
geschreven optie. |
• Amerikaanse stijl
|
Een
optie Amerikaanse stijl geeft de houder het recht om tijdens de looptijd
van de optie deze uit te oefenen. De schrijver van de optie kan verplicht
worden tot afname of levering van de onderliggende waarde over te gaan.
Bij een optie Europese stijl is tussentijdse uitoefening niet
mogelijk. |
• Ask
|
De
laagste prijs waartegen men effecten, opties of vreemde valuta's wil
verkopen, ook wel laatkoers of laatprijs genoemd. |
• At-the-money (ATM)
|
Een optie is
at-the-money als de uitoefenprijs vrijwel overeenkomt met de koers van de
onderliggende waarde. |
• Bear spread
|
Optiestrategie
die gericht is op het profiteren van een koersdaling. Men koopt hierbij
een zodanige combinatie van call opties en/of put opties dat men bij een
koersdaling winst maakt. |
• Black & Scholes
formule
|
Een
door de Amerikaanse economen Fisher Black en Myron Scholes ontwikkelde
wiskundige formule om de theoretische waarde van een optie Europese stijl
te berekenen. |
• Bull spread
|
Optiestrategie
die gericht is op het profiteren van een koersstijging en bestaat uit het
kopen van een zodanige combinatie van call
opties en/of put opties dat
men bij een koersstijging een gunstig resultaat behaalt. |
• Butterfly spread
|
Strategie
waarin twee callopties met verschillende looptijden zowel worden gekocht
als verkocht. Eén van de opties heeft een hogere en één een lagere
uitoefenprijs dan de twee resterende opties. Er wordt winst gemaakt als de
onderliggende waarde niet veel beweegt. |
• Call optie
|
Het recht (niet
de plicht) om gedurende een bepaalde periode de onderliggende waarde van
de optie tegen de uitoefenprijs te mogen kopen. De koper betaalt voor dit
recht de optiepremie en is hiertoe bereid omdat hij verwacht dat de
onderliggende waarde in waarde zal stijgen. |
• Cash settlement
|
Opties
op de AEX-index zijn gedurende de looptijd van de opties verhandelbaar,
maar u kunt ze niet uitoefenen. U kunt als koper van een call of een put
gedurende de looptijd van de optie dus geen gebruik maken van uw recht de
onderliggende waarde te kopen respectievelijk te verkopen. Aan het eind
van de looptijd volgt indien de optie nog waarde heeft contante
verrekening van het verschil tussen de koers van de onderliggende waarde
en de uitoefenprijs. Heeft u bij de expiratie bijvoorbeeld put opties met
een uitoefenprijs van 300 terwijl de index op 280 expireert, dan zal het
verschil met u worden afgerekend. U ontvangt dan per put optie 100 x (300
- 280) = € 2000. |
• Closing buy
|
Het
terugkopen van eerder verkochte opties waardoor een shortpositie wordt
verkleind of teniet gedaan. |
• Closing sell
|
Het
verkopen van eerder gekochte opties waardoor een longpositie wordt
verkleind of teniet gedaan. |
• Combination
|
Een
combination betreft een optiestrategie bestaand uit een combinatie van call
opties en/of put opties die zowel
gekocht als geschreven kunnen zijn. |
• Dekkingsverplichting
|
Bedrag dat men
bij de bank moet aanhouden als zekerheid voor de aangegane verplichting
van een ongedekt geschreven optie. |
• Diagonale spread
|
Constructie
bestaand uit twee call- of put opties met dezelfde onderliggende waarde,
maar met verschillende looptijd en uitoefenprijs. |
• Doorrollen
|
Het vervangen van
een bepaalde optiepositie door een optiepositie met een latere afloopmaand
of andere uitoefenprijs. |
• Gedekt schrijven
|
Het
verkopen of schrijven van call
opties door een belegger die de onderliggende waarde heeft gedeponeerd om
die indien nodig te kunnen leveren. |
• In de wind gaan
|
Het
op een koersdaling (à la baisse) speculeren door de beroepshandel door
stukken te verkopen die men nog niet heeft, in de hoop deze tegen
leveringstijd goedkoper te kunnen kopen. Het is een andere term voor short
gaan. |
• In-the-money (ITM)
|
Een call optie
noemen we in-the-money wanneer de uitoefenprijs lager is dan de koers van
de onderliggende waarde. Een put optie is daarentegen in-the-money als de
uitoefenprijs hoger is dan de koers van de onderliggende waarde. |
• Intrinsieke waarde
|
Het verschil
tussen de koers van de onderliggende waarde en de uitoefenprijs van een
optie. |
• Long gaan
|
Dit
is een term waarover veel verwarring bestaat. Long gaan wordt vaak
geassocieerd met het kopen van calls, terwijl het ook het kopen van puts
kan betekenen. Als je long gaat in calls speculeer je op een toekomstige
stijging van de onderliggende waarde, als je long gaat in puts doe je dat
op basis van de verwachting dat de onderliggende waarde in prijs zal
dalen. De term long gaan wordt ook wel gebruikt voor het kopen van
aandelen met de verwachting die aandelen later voor een hoger bedrag te
kunnen verkopen. |
• Long positie
|
Positie die
ontstaat door het kopen een optie (open buy). De koper verkrijgt bij dat
laatste het
recht om de onderliggende
waarde te kopen (bij een call) of te verkopen (bij een put) tegen de
uitoefenprijs van de optie. Verder noemt men ook het bezit van gekochte
effecten, valuta's of goederen gericht op een latere verkoop op een hoger
prijsniveau een long positie. |
• Onderliggende waarde
|
De standaard
hoeveelheid waarop een optiecontract betrekking heeft, bij een
aandelenoptie is dit 100 aandelen. |
• Ongedekt schrijven
|
Het schrijven
van opties zonder dat de onderliggende waarden in depot aanwezig zijn.
Dit wordt ook wel naakt schrijven genoemd. |
• Optie
|
Het recht om
gedurende een bepaalde periode (uitoefenperiode) een zeker aantal effecten
te kopen (call optie) of te verkopen (put optie) tegen een vooraf
vastgestelde koers. |
• Order terminologie
|
Bij de handel in
opties wordt veelal gebruik gemaakt van Engelse termen. Hieronder vindt u
een uitleg van de termen die u kunt tegenkomen bij het opgeven van een
order en de schematische weergave daarvan. |
• Out-of-the-money (OTM)
|
Een call optie
noemen we out-of-the-money als de uitoefenprijs hoger is dan de koers van
de onderliggende waarde. Een put optie is out-of-the-money wanneer de
uitoefenprijs lager is dan de koers van de onderliggende waarde. |
• Put optie
|
Het recht (niet
de plicht) om gedurende een bepaalde periode de onderliggende waarde van
de optie tegen de uitoefenprijs te mogen verkopen. De koper betaalt voor
dit recht de optiepremie en is hiertoe bereid omdat hij verwacht dat de
onderliggende waarde in waarde zal dalen. |
• Schrijven van opties
|
Transactie
waarbij de belegger door het verkopen van een of meer opties een
shortpositie verkrijgt of vergroot. |
• Short gaan
|
Dit
is het tegenovergestelde van long gaan en ook over de
betekenis van deze term bestaat veel verwarring. Onder short gaan wordt in
de volksmond vaak ten onrechte alleen het kopen van puts verstaan, waarmee dan
wordt gespeculeerd op een daling. Dit is niet de juiste betekenis, short
gaan betekent namelijk het verkopen van aandelen of opties. Short gaan in
aandelen is het verkopen van aandelen die je niet in bezit hebt met de
bedoeling deze aandelen nog voor de levering op een lagere koers te kopen
en zo winst te maken. Short gaan in opties kan zowel het verkopen (schrijven) van call opties
als het verkopen van put opties betekenen, waardoor je respectievelijk de
plicht tot levering of de plicht tot aankoop aangaat. |
• Short positie
|
Positie die
ontstaat door het schrijven van een optie (opening sell). De schrijver
gaat de plicht aan om, als hij daartoe wordt aangewezen, de onderliggende
waarde te leveren (bij een call) of af te nemen (bij een put) tegen de
uitoefenprijs van de optie. |
• Straddle
|
Een
straddle bestaat uit calls en puts met als onderliggende waarde hetzelfde
aandeel of dezelfde index, waarbij beide opties dezelfde uitoefenprijs en
afloopdatum hebben. Een straddle koopt u wanneer u een flinke
koersbeweging verwacht, maar de richting daarvan niet in kunt schatten.
Zowel een stijging als een daling leveren de koper winst op, maar de
koersbeweging moet wel een drempelwaarde overschrijden voor de straddle
winstgevend wordt. Er is immers twee maal premie betaald, één keer voor
de call en één keer voor de put, en die zal eerst moeten worden
terugverdiend voor er winst wordt gemaakt. Die winst moet bij een stijging
voortkomen uit de call, de koers moet dan flink stijgen, en bij een daling
ontstaan uit de put, waarvoor de koers behoorlijk moet dalen. De optie
waarmee geen winst wordt gemaakt loopt altijd waardeloos af en dat moet
dus door de andere optie worden gecompenseerd. Blijft de verwachte grote
beweging uit dan zijn beide opties bij expiratie te weinig waard om de
investering te compenseren waardoor de bezitter van de straddle verlies
lijdt. |
•
Tijdswaarde |
Het deel van de
optiepremie dat boven de intrinsieke waarde ligt. Deze waarde kent men aan
de optie toe vanwege de kans dat deze optie tijdens de resterende looptijd
een (hogere) intrinsieke waarde krijgt. Men noemt het daarom ook wel
verwachtingswaarde. Naarmate de tijd vordert neemt de tijdswaarde van een
optie af, de kans op een hogere intrinsieke waarde wordt immers kleiner. |
•
Uitoefenprijs |
De bij een optie
vastgestelde prijs waarvoor de onderliggende waarde gekocht of verkocht
mag worden. |